De architectuur van het logistiek gebouw is net als de
paviljoens sterk verbonden met de locatie. Het logistieke gebouw lijkt uit het
Veluwse zand omhoog gedrukt en vervolgens aan de bosrand afgesneden. Het bos
zelf is daarbij ook opgesneden, vrijgemaakt van de randbegroeiing en daardoor
opengesteld, zodat het interieur van het gebouw met het interieur van het bos
verweven raakt.
In onze analyse van de locatie en verkavelingstudies komen wij tot de conclusie dat het terrein zich uitstekend leent voor een lage dichtheid, gespreid in het groen, en met een optimaal contact tussen interieur en omgeving. Om die reden hebben wij het programma in zoveel mogelijk verschillende gebouwen ondergebracht, en dus niet in één, heel compact en groot complex. Die bouwdelen zijn zo gegroepeerd dat zij de buitenruimte omarmen: het landschap wordt daardoor “gevangen”, maar “spoelt” tegelijk tussen alle gebouwen door. Zichtlijnen worden diep het gebied ingetrokken: gebouwen zijn niet verborgen achter andere, maar vanuit allerlei standpunten goed waarneembaar. Deze opzet zorgt er ook voor dat het bestaande gebouw totaal geïntegreerd wordt in het nieuwe ensemble.
De Veluwe dringt daardoor met al zijn uitlopers het terrein binnen. Onze visie op de buitenruimte is dat de Veluwe als het ware over het hele terrein geschoven moet worden, zodat dit landschapstype de beeldbepalende drager van het project wordt. De gevels van de gebouwen zijn een ‘’oppervlakte vergroting ondergaan’ door o.a. de kamstructuur wordt de veluwe naar de werkplek toe gehaald.